Marine Etablissement Amsterdam

 
 
Fort Kattenburg’
Het MEA is gelegen op het eiland Kattenburg aan het IJ. De daar gevestigde marine is voortgekomen uit de Admiraliteit van Amsterdam die al in het midden van de 17de eeuw aan de westzijde van het eiland Kattenburg grond toegewezen had gekregen van het stadsbestuur voor de bouw van een nieuw pakhuis en een scheepstimmerwerf, in ruil voor haar inrichtingen op de eilanden Uilenburg en Rapenburg waar de ruimte te krap was geworden. De naamgeving van het eiland Kattenburg is terug te voeren op een term uit de vestingbouw: verhoogde geschutplatforms achter de vestingwal werden aangeduid als ‘katten’

Admiraliteiten
In de tijd van de Republiek der Nederlanden waren er vijf zogenaamde admiraliteiten, afdelingen van de oorlogsmarine, actief die hun oorsprong vonden in de Nederlandse Opstand tegen de Spanjaarden. Aanvankelijk beperkten de taken van deze admiraliteiten zich tot het aanleggen van voorraden geschut en scheepsbenodigdheden, het in stand houden van een kleine kern oorlogsschepen ter bewaking van het grondgebied van de Republiek vanaf zee, en het bieden van bescherming aan de omvangrijke koopvaardijvloot. Later werden deze taken uitgebreid met het aanleggen en onderhouden van complete oorlogsvloten.

Eén van die vijf admiraliteiten was de Admiraliteit van Amsterdam, die in 1589 als zelfstandig college erkenning kreeg van de Staten-Generaal. In bestuurlijke zin was de admiraliteit verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal en niet aan het stadsbestuur van Amsterdam. Het rechtsgebied van de Admiraliteit van Amsterdam strekte zich uit over de eigen haven, die van Texel en later ook het Vlie. Van alle admiraliteiten was die van Amsterdam veruit de rijkste
 

Marine Etablissement Amsterdam na 1965/1966

 

Herinrichting
Met de herinrichting in de jaren 1960 van het Marine Etablissement, gericht op het functioneren als opleidingscentrum en Rijksmarine, is een vrijwel geheel nieuwe situatie ontstaan die op haar eigen merites beschouwd en beoordeeld moet worden. De eeuwenoude functie van scheepswerf had deze locatie al in 1915 verloren toen de Rijkswerf gesloten werd. Nadat ten behoeve van de aanleg van de IJ-tunnel begin jaren ‘60 een groot deel van het Rijksdok was gedempt, de scheepshellingen verdwenen, de oude begrenzing gedeeltelijk en vrijwel alle bestaande bebouwing gesloopt was, verrees een op maat gesneden complex met voor die tijd moderne gebouwen. Gezien de prominente ligging in het centrum van de stad, ging vanuit de gemeente onder aansturing van stedenbouwer Jakoba Mulder, hoofd van de stedenbouwkundige dienst Stadsontwikkeling, de nodige aandacht uit naar de wijze waarop het nieuwe etablissement zich naar de omgeving zou manifesteren. De betrokken instanties van het Rijk realiseerden in het kader van deze gelegenheid een hoogwaardig, goed geoutilleerd, functioneel én representatief complex – dit in tegenstelling tot de gangbare pragmatische aanpak van Defensie die primair op onderhoudsvrij gebruiksgemak gericht was (en is).
Er werd ingezet op vooruitstrevende bouwmethodes, moderne architectuur en een hoogwaardige inrichting en ontwerp van de buitenruimte.
Het splinternieuwe etablissement dat zo tot stand kwam heeft een geheel eigen karakter en aspecten die als rode draad met de historische situatie gezien kunnen worden. Beide komen tot uitdrukking in onderstaande cultuurhistorische waardenwaarden.

< Klik hier om het hele verhaal te lezen >